103. Den, spar en lariks in bloei
In de bossen in mijn omgeving staan vooral dennen, natuurlijk want ik woon op het Brabantse zand. Om te wandelen zijn dennenbossen natuurlijk niet de meest aantrekkelijke. Daar waren ze aanvankelijk ook niet voor bedoeld: ze waren niet bedoeld als natuur, maar voor de productie van mijnhout, brandhout en spaanplaat. Tegenwoordig is dat economisch niet meer interessant en nu ontstaat er in die bossen spontaan en/of geholpen door de bosbeheerders toch iets wat aardig op natuur begint te lijken. In een aantal van die bossen groeien tegenwoordig ook loofbomen en struiken en ook nog een paar andere naaldbomen naast de dennen: spar en lariks. Omdat die naaldbomen soms maar enkele tientallen meters van elkaar staan, kun je gaan vergelijken. Ik vergelijk dus naaldbomen en vooral de bloei.
Gemengd bos valt het meest op in het najaar
Inheems en exoot
De naaldbomen horen bij de coniferen en die weer bij de naaktzadigen. De drie naaldbomen den, spar en lariks horen allen bij de dennenfamilie, de Pinaceae. Ze zijn dus vrij nauw familie van elkaar.
De den was de eerste echte boom in ons land na de ijstijd. Op de een of andere manier verdween de boom daarna. Verdrongen door andere planten of gewoon verbrand door de inwoners? De oorzaak is niet bekend, maar in 1515 waren er in Nederland geen dennen meer. De familie van Nassau, toen nog niet van Oranje, waren de heren van Breda en die haalden toen planten en zaden van dennen uit Duitsland voor het mastbos bij Breda. Dat mastbos was bedoeld voor de productie van masten voor zeilschepen, maar leverde ook de Brabantse naam voor een den: een mast. Pas na 1800 begon men meer bos te planten in Brabant. Ook dit waren dennen, toen voor mijnhout voor de mijnen bij Luik en na 1900 voor de Limburgse mijnen.
Men neemt meestal aan dat de grove den (Pinus sylvestris) toch tot de inheemse planten moet worden gerekend ondanks dat hij een tijd is weggeweest en pas met de hulp van de mensen weer terug kon komen.
De fijnspar (Picea abies) is niet inheems. De boom is thuis in Scandinavië, West Rusland en de gebergten van Oost-Europa, Zwitserland en zo. Maar blijkbaar is of was het in ons land een geschikte productieboom, want de spar groeit snel en kan een hoogte van meer 50 meter bereiken!
Ook onze lariks is niet inheems. Onze lariks is meestal een kruising van de Japanse lariks en de Europese die ook lork (Larix decidua) wordt genoemd. De Europese lariks groeit op de bergen van de Alpen en de Karpaten.
Drie naaldbomen
Van het drietal naaldbomen vind ik de lariks de meest opvallende. Dat komt vooral doordat deze boom in de winter zijn naalden laat vallen of beter doordat de boom in het voorjaar helemaal vol zit met frisgroene naaldjes. En die staan ook nog keurig met tien of meer geschikt in een klein tuiltje, heel fraai!
Onze grove den zet zijn naalden steeds met twee bij elkaar. De fijnspar heeft altijd maar één naald, maar die staan meestal keurig op gelijke afstanden naast elkaar op het takje. Bij andere soorten sparren staan de naalden ook alleen, maar er zijn ook uitheemse dennen waarbij de naalden met drie of vier bij elkaar staan. Het ezelsbruggetje dat zegt dat de den met twee naalden 'duo' is en de spar met één naald 'solo' is dus alleen voor binnenlands gebruik.
Bloeiende naaldbomen
Links vrouwelijke en mannelijke bloemen van de lariks, rechts is wat later met alleen de vrouwelijke bloemen en de nieuwe naalden.
Ik heb echt moeten puzzelen over de bloei van de naaldbomen, ze slaagden er telkens weer in om me op het verkeerde been te zetten. De oorzaak was op de eerste plaats dat ze alle drie eenhuizig zijn, dus dat ze zowel mannelijke als vrouwelijke bloemen hebben op een boom, maar dat die zich op één boom niet tegelijk ontwikkelen. Logisch natuurlijk want ze willen bestuiving door een andere boom. Voor wat extra verwarring zijn er ook nog bladknoppen die er net zo uit zien als bloemknoppen.
Ik begin met de lariks, die was het meest eenvoudig. In maart zitten er bruingele knoppen aan de kale takken van de lariks. De eerste die open gaan zijn de vrouwelijke bloemen die zacht geel zijn met roze randjes en in het klein het model hebben van de kegels. Ze brengen meteen wat fris groene naaldjes mee, heel sierlijk.
De mannelijke bloemen van de lariks komen een paar weken later uit andere knoppen. Ze hebben een minder duidelijk kegelmodel en lijken opgebouwd uit wat donkerder gele bolletjes. Bij de mannelijke bloemen staan geen naalden en ze verdwijnen helemaal na de bloei. De bladknoppen met alleen maar naalden komen nog wat later en bij jonge planten zijn dat de enige knoppen. De kegels rijpen nog hetzelfde jaar en zijn in de winter zeer duidelijk zichtbaar aan de kale takken.
Links de mannelijke bloemen van de den met bovenop een 'hoedje' waarin een takje groeit, rechts is dit takje uitgegroeid en staan bovenop drie vrouwelijke bloemen: de kegels.
De den is de volgende. In het voorjaar zitten de nog groene en onrijpe kegels van het vorige jaar vaak op het uiteinde van een takje dat ook het vorige jaar is gegroeid. Op deze plek gaat de den dan weer verder. Er verschijnen hier geelbruine knoppen en die groeien uit tot kegelvormen die opgebouwd lijken uit gelige bolletjes. Bovenop zitten vaak nog als hoedjes het omhulsel van de knoppen. Die gelige knoppen zitten soms bijna tegen de groene kegels van vorig jaar. Maar dit zijn niet de vrouwelijke bloemen, maar de mannelijke! Na een paar weken zijn die grotendeels verdwenen en dan blijkt dat boven uit zo'n kegel een stengel is gegroeid tot een lengte van 10-15 cm en daar bovenop staan dan een of twee hele kleine rode kegeltjes: de vrouwelijke bloemen! De den werkt dus in een omgekeerde volgorde in vergelijking met de lariks: eerst de mannelijke bloemen, terwijl de lariks begint met de vrouwelijke.
Tenslotte de spar. In eerste instantie vond ik binnen een paar weken in het voorjaar bij de spar kegeltjes die bleek roodpaars gekleurd waren en wat later kegeltjes die gelig waren en duidelijk stuifmeel produceerden. Dat leek dus op vrouwelijke en mannelijke bloei, maar bij de tweede keer kon ik die roodachtige kegels niet meer vinden. Internet meldt dat bij de spar mannelijke én vrouwelijke kegels rood kleuren, maar dat de vrouwelijke echt duidelijk helemaal roodpaars worden. Ik had dus twee keer de mannelijke bloei gezien en de echte vrouwelijke bloemen helemaal niet!
Links de onrijpe mannelijke bloemen van de spar, rechts de vrouwelijke bloemen in de vorm van de kegel.
Waarschijnlijk is het probleem dat alle drie de bomen alleen bloemen hebben op takken die voldoende zon krijgen. Bij de den ga je dan vliegdennen zoeken die staan meestal enigszins vrij en hebben laag hangende takken. De lariks vond ik met laag hangende takken langs een bospad. Maar bij de spar kon ik maar weinig exemplaren vinden met laag hangende takken en zelfs dan hangt de spar zijn sparrenappels en dus de vrouwelijke bloemen het liefst heel hoog. En hoog is erg hoog bij een spar, 20 meter is niets bijzonders!
De naalden
Spar met rijpe mannelijke bloei, nieuwe naalden en waarschijnlijk een bladknop.
De den en de spar houden in de winter hun naalden. Maar in het voorjaar maken ze natuurlijk wel nieuwe bladknoppen en daar komen net zulke fris groene uitlopers uit als bij de lariks. Het zijn er wel veel minder dan bij de lariks want die moet alles opnieuw maken en staat dus helemaal in het lentegroen. Den en spar laten natuurlijk ook regelmatig naalden vallen, kijk maar naar de bosgrond. Of dat alleen is omdat die naalden te weinig licht krijgen door de groei van de boom of zijn buren of dat de naalden echt verslijten, heb ik niet gevonden.
De vorming van nieuw, frisse naalden ziet er altijd leuk uit. Ze beginnen alle drie met een echte bladknop waar gelige, bruine schutblaadjes in eerste instantie de jonge naalden beschermen. Verrassend is dat den en lariks de bloemknoppen ook gebruiken om een deel van de nieuwe naalden te maken.
Jan van Dingenen - 2017